“Ik bouw tijd op”

Antoni Tàpies wierp zich heftig op de metafoor van de muur. Denis De Mot werkt in zijn kielzog. Het gaat hier niet om een impulsieve projectie. Verdergaand op het beeld van de arena, staat de kunstenaar eerder aan de rand van de piste, aan de voet van de tribunes. Hij raakt de omwalling met de handen aan. Hij tast het oppervlak af, op zoek naar barstjes,  naar geronnen bloed en zweetvlekken. Naar de gaten die de stieren er met hun horens hebben ingebeukt.

Als het werk sporen vertoont, dan eerder van de tijd dan van de  kunstenaar. Men vergeet er bijna bij dat hier een mensenhand aan het  werk is gegaan, zo natuurlijk lijken de schilderijen. 

De sporen van de tijd vormen de plastische taal van de schilder :  netwerk van barstjes, krassen, roestige afdrukken onder een nauwgezette opstapeling van lagen. Dat is de techniek die Denis De Mot op punt  gesteld heeft. Op zijn PVC-paneel brengt de kunstenaar achtereenvolgens  gouache aan en acrylverf, soms twintigmaal, om weer te keren en op de  wijze van een archeoloog te werk te gaan. Onderliggende lagen worden  weer blootgelegd. Uiteindelijk worden eerdere levens naar boven gehaald.  Het werk lijkt de tijd doorstaan te hebben. Zoals de schilder stelt :  “Ik bouw tijd op.” 

En de tijd is inderdaad de sleutel tot dit werk dat het heeft over  herinnering en verleden. Geen enkel precies beeld wordt opgeroepen om  een bepaald gevoel voor te schrijven. De talrijken sporen die de  kunstenaar aanbrengt zijn er eerder om ons door de meanders van onze  persoonlijk geheugen te gidsen, als een mentale topografie. Hier dagen  enkel zintuiglijke herinneringen op, wars van concrete beelden. Door  zich af te sluiten van de realiteit opent het werk zich voor de  verbeelding. In de arena waar Denis De Mot de wanden van bepaald heeft  zit de toeschouwer in het midden van de ruimte, geconfronteerd met zijn  herinneringen. Wars van de huidige hang naar het nieuwe, brengt Denis De  Mot, tussen krassen en slijtage, een schilderkunst die ons de poëzie van  de voorbijglijdende tijd onthult. 

Adrien Grimmeau, Kunsthistoricus
December 2007.